Woord: ruizen
ruizen , roesen , [werkwoord]
, ruischen; onstuimig waaijen; hetzelfde als ‘roeseboezen’. Buijig zijn. Zwe. rusa. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
ruizen , roeschen
, stoeien; zie: roeschen Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
ruizen , roeschen
, ’t geluid van een varken dat beers is. (Zie: beers). In Gron. zegt men dat moedervarkens van de roes of roeze worden gesneden = gecastreerd worden, en is: roeske, roeskepels, Neders. ruuske, ruuskenplatte een wild rondloopend, wild stoeiend meisje. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
ruizen , roezen , [werkwoord]
, roezeg wezen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
ruizen , roezen , werkwoord
, 1. zich hard voortbewegen, snel verplaatsen, voortrazen 2. in grote hoeveelheden vallen 3. ruisen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
ruizen , rusen
, 1. druk praten; 2. bij elkaar komen om gezellig te praten (W.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
ruizen , rééze , reeze, raoze, rèùze, rijze , werkwoord
, uitvallen (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland; Tilburg en Midden-Brabant); raoze; ruien, van veren wisselen (Den Bosch en Meierij); rèùze; ruien, van veren wisselen (Eindhoven en Kempenland); rijze; uitvallen, dwarrelen (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |