elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: ruik

ruik , roek , [zelfstandig naamwoord] , reukwater. , schertsend
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
ruik , ruuk , roek , 0 , (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook roek (Veenkoloniën, Midden-Drenthe, Zuid-Drenthe) = parfum, lekkere geur Woj een beetien ruuk, ...rukerij van mij op de buusdoek hebben? (Sle), Het wicht hef wat ruuk achter de oren daon (Eex), Neemt nog maar ies wat roek op de doek (ui), Ik heb jou een flessie lekker roek metnomen (Eev), Muskusparfum is lekkere roek (Hol)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
ruik , ruik , geur.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
ruik , roek , zelfstandig naamwoord , ruikgoed
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
ruik , ruuk , eau de cologne , ’n fleske ruuk = een flesje eau de cologne-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
ruik , ruuk , lekkere ruuk 1. parfum; 2. eau de cologne; 3. aftershave.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal