Woord: roggebloem
roggebloem , raggenbloume , vrouwelijk
, korenbloem Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
roggebloem , rògbloumen , [zelfstandig naamwoord]
, korenbloemen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
roggebloem , roggebloemen
, korenbloemen. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
roggebloem , roggenbloem , roggebloem, rogbloem , 0
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe). Ook roggebloem (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe), rogbloem (Kop van Drenthe, Midden-Drenthe) = korenbloem, Centaurea cynanus De kiender mèuken een kraanse van roggebloemen (Die) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
roggebloem , roggenbloem , zelfstandig naamwoord
, de; roggebloem, fijn gezift roggemeel Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
roggebloem , roggebloeme , zelfstandig naamwoord
, de 1. korenbloem 2. klaproos Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
roggebloem , roggebloeme
, korenbloem (centaurea cyanus). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
roggebloem , rogbloem , zelfstandig naamwoord
, korenbloem (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |