Woord: rijglijf
rijglijf , rijlif , onzijdig
, rijliffen , rijglijf. Weleer een vrouwen onderkleed, gemaakt van sterk doek en stevige baleinen strooken, zijnde boven wijd en onder naauw, wordende met een sterk koord aangeregen. Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend. |
rijglijf , reilief
, rijglijf, keurslijf, corset; Noord-Hollandsch rijlif, Nedersaksisch rijlief. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
rijglijf , rijglijf , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, daarnaast rijlijf. Een onderkledingstuk voor vrouwen, van stevig doek en baleinen gemaakt en met sterk koord wordende toegeregen. Thans ongebruikelijk en door het corset vervangen. || Dat is nag ’en rijlijf van me bessie (grootmoeder). Een kavelotte rijglijff, een haecklijff, Hs. invent. (O.-Zaandam, a° 1669), prov. archief. – Het woord is ook elders bekend. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
rijglijf , rijlief , zelfstandig naamwoord onzijdig
, ‘t pak voor de zuigelingen. , (Hogeland); verouderd Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
rijglijf , rèllif
, rijg- of keurslijf. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
rijglijf , rèllef
, keurslijf, korset Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
rijglijf , rieglief
, korset. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
rijglijf , rèllef , zelfstandig naamwoord
, korset (Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |