elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: riegelen

riegelen , rugelen , [werkwoord] , iets van hetgene men draagt of behandelt laten vallen, b.v. erwten, gort, graan en dergelijke kleine voorwerpen. Fri. roegelje. Zwi. rugelen, rügelen, rollen (van ronde voorwerpen).
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
riegelen , riegeln , regeln , zwak werkwoord, onovergankelijk , (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën, Midden-Drenthe). Ook regeln (Zuidwest-Drenthe, zuid) = 1. in grote hoeveelheden vallen (Zuid-Drenthe, Noord-Drenthe) Het zaod regelt er uut (Hgv), De haogel riegelde van het dak of (Erf), De appels riegelt van de boom (Anl), De hounder dout het best, de aaier riegelt er of (Bco) 2. in grote getale komen, gaan etc. Even leden was het hier nog stil, noou riegelt het volk der langs (Eex), Het was almaol auto’s, het riegelde mor an (Row), Het volk riegelde hen Roldermark (Eke), De krallen riegelden over de vloor (Gas), In het schuurtje riegelden de ratten over de vlouer (Twe) 3. veel praten (Zuidoost-Drents veengebied, Zuidwest-Drenthe, zuid) As hij ien keer an het woord was, dan regelde hij mar deur (Hav) 4. ritselend vallen (Zuidoost-Drents veengebied) Het koren is zo dreuge, het riegelt almaol op de grond (Klv)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
riegelen , riegelen , doorlaten van stof, zand e.d. tussen de hand of door een kier (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
riegelen , rugelen , morsen van graan, korrels, zand e.d door kieren of reten (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal