elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: ribbel

ribbel , ribbel , zooveel als: rugje, ribbe, van eene geribde stof.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
ribbel , ribbeltje , Ribbetje. Op dat glas, d(i)ee stòf enz. zit allemaole ribbeltjes d.i. ʼt Is geribd. Afl. Ribbelig.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
ribbel , ribbel , zelfstandig naamwoord, mannelijk , Nerf, smalle verhoogde streep; ook wel rechte groeve, insnijding. Meestal liggen een aantal ribbels evenwijdig naast elkaar. || ’t Is ’en lijst mit ’en ribbel. Op dat blad (boomblad) benne allegaar ribbels. Postpapier met ribbeltjes. Glaswerk met ribbels. – Evenzo in het Stad-Fri. In dezelfde zin zegt men in Oost-Friesl. riffel (KOOLMAN 3, 38). Vgl. Ned. rib. – Zie ook ribbelig en geribbeld.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
ribbel , ribbeltje , Ribbetje. Op dat glas, d(i)ee stòf enz., zit allemaole ribbeltjes, d.i. Het is geribd. Afl.: Ribbelig.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
ribbel , ribbel , [zelfstandig naamwoord] , 1 golfje.; 2 golfvormige oneffenheid. Ribbels op ‘t ies. n Ribbelbroodje.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
ribbel , rippel , [zelfstandig naamwoord] , nevenvorm van ribbel.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
ribbel , ribbels , regelmatige oneffenheden
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
ribbel , riebel , zelfstandig naamwoord , 1. Variant van ribbel (verouderd). 2. Rilling, huivering. | De riebels liepe over m’n reg. Zegswijze an de riebel gaan, het op een lopen zetten, op hol slaan. – An de riebel weze, diarree hebben.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
ribbel , rubbel , mannelijk , rubbele , rubbelke , ribbel.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
ribbel , ribbeltie , kleine oneffenheid.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
ribbel , ribbel , 0 , ribbels , 1. ribbel, verhoging Ribbels breien in een trui (Emm), Er zit van die dikke ribbels op de weg (Pes), As het ’s winters vreuren hef en as der wat wind bij is, kriej altied wat ribbels op het ies (Wee) 2. (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid), in op de ribbel bij de weg Hij is elke aovend op de ribbel (Ruw), Dat peerd is op de ribbel west op de loop (Pdh), z. ook rittel
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
ribbel , ribbeltien , kleine oneffenheid. ’n Roete met ribbelties der op.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
ribbel , ribbel , zelfstandig naamwoord , de 1. ribbel, smalle verhoging, verdikking 2. verkeersdrempel 3. deel van een veekoek 4. in op ’e ribbel wezen e.d. uithuizig zijn, onderweg zijn
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
ribbel , nne rôbbel te wienig hebbe , wijs , (wijs zijn); 'nne rôbbel te wienig hebbe
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
ribbel , ribbel , vetkwab.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
ribbel , rubbel , mannelijk , rubbels , rubbelke , ribbel , Behang met ei rubbelke.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
ribbel , roebel , zelfstandig naamwoord , roebele , rubelke , ribbel
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal