Woord: rat
rat , rot , [zelfstandig naamwoord]
, rat. Rottestap, ratteknip (waarin ratten gevangen worden). Ook Fri. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
rat , rö̀tte , rotte , vrouwelijk
, rö̀tten, rotten , rat. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
rat , röt , rötte
, rat; lutje röt (= kleine rat), zegt men tegen kleine kinderen als zij bv. al iets beginnen te ondernemen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
rat , rätte , vrouwelijk
, rätten , röttien , rat Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
rat , rot , ,
, rat: De nette binnen van de rotte-n-ekauwd, zijn zeer gehavend, vol gaten. Ook in B. 1790. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
rat , rödde , [zelfstandig naamwoord]
, röt, de rat. Westerkwartier en Oldambt rötte in alle samenstellingen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
rat , rötten , rödde; röt , [zelfstandig naamwoord]
, rat. Men onderscheidt hoesröt = zwarte rat; grondröt of eerdröt = bruine rat en wotterröt. Lutje röt, schertsend = klein kind. Hai kikt zo loos as n röt. Zo zaik as n röt. (Westerkwartier) Rötten bin hom deur d ovent kropen = die bakker heeft geen werk meer. n Òl rot = een ouwe rat, fig. Westerkwartier in samenstellingen rötte, nooit rödde. || grondwolf; heerdröt Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
rat , [ontslag] , rat
, Die werkman moet maar eens een rat hebben, tijdelijk gedaan krijgen, “uit wandelen gestuurd worden”. Bron: Beets, A. (1954), ‘Leidse woorden en uitdrukkingen’, in: Bicker Caarten, A. (red.), Leids Volksleven, Leiden: Sijthoff |
rat , ròtte , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, ròtn , rat. In de ròtte, in de kuil, van veenpap, om te weken; de oale ròtn weett de wrangn, lange ervaring bereikt het meest Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
rat , rôdde
, rat Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
rat , rot
, rat. Ik zag een grote rot lope. Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer. |
rat , rot , zelfstandig naamwoord
, Rat. Vgl. Fries rôt. De bruine rat wordt ook wel gêle of vale rot genoemd. Meervoud rotte, in de zegswijze (Klornder) rotte, scheldnaam voor de inwoners van Kolhorn. – De rotte lègge deer doôd voor de kas(t), het is daar armoe troef, er valt daar niets te halen of te erven. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
rat , rat , vrouwelijk
, ratte, , rėtje , rat. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
rat , rotte
, röttien , rat. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
rat , rotte
, röttie , rat. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
rat , röt , rötte, rödde, ratte, rotte , 0
, röten , (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook rötte (Zuidoost-Drents veengebied, Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe, zuid veroud.), rödde (Veenkoloniën), ratte (Zuidoost-Drents veengebied), rotte (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe) = rat Het leeft in die olde schuur van de rötten (Bor), Der schoot een röt bai mai langes, ik wör der kel van (Eev), Aj maal in de schure hebt, hej ook vake last van rotten (Eli), (fig.) Hij is niet van de rotten ebeten is goed bij de tijd (Ruw), Hij is lange niet van de rotten goed bij (Nije), Aj zo nog kunt, blieft de rötten je wel van het gat gezegd als iemand een wind laat (Rol), De rotten hebben het schip verlaoten de profiteurs etc. hebben de zaak in de steek gelaten (Vtm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
rat , rotte , 0
, rotten , (Hgv) = lief, klein, onbeholpen kind Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
rat , ròtte
, rat Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
rat , rotte
, rat. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
rat , rotte , zelfstandig naamwoord
, de; bekend knaagdier: rat Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
rat , rot , zelfstandig naamwoord
, rotte , rotjie , rat De vliet zat hier vol mè rotte De vliet zat vol met ratten Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
rat , rat , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, ratte , retsje , rat , VB: Zörg dats te gèi broed boéte lees ligke, daan hebs te zoe ratte hié. Zw: E sjlöm retsje: een slim kind Zw: Van de ratte genejd zién: gewiekst zijn Zw: Bis te van de ratte besjnuffeld?: ben je gek? Zw: Es 't retteke sjtiéf ês, ês 't mèlke bitter: gezegd van kinderen die, na voldoende gegeten te hebben, met het voedsel knoeien. (zie ook bij 'trog'); kind (slim kind) 'n sjlöm rat; van de ratte besjnuffeld zién wijs (wijs zijn) van de ratte besjnuffeld zién, van de ratte genejd zién Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
rat , rotte , ratte, ratte-, rotte- , zelfstandig naamwoord
, röttien , rat. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
rat , rot , rotte
, rat. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
rat , rat , vrouwelijk
, ratte , retje , rat Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
rat , rat , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, ratte , retje , rat Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
rat , rat , zelfstandig naamwoord
, rat; Kernkamp - Bezorging Dialectenquête 1879 - muizen en roate (meestal: muis en roate); Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - RAT znw.v. (in sommige streken o.) Fr. Rat Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |