Woord: rademaker
rademaker , radenmaker , raaimaker
, raaimaker of radmaker, voor wagenmaker. Dezelve worden reeds raaijmakers genaamd in eenen brief der regenten van Breda van 3 Mei 1561, gelijk men het Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
rademaker , ramaker
, Wielemaker. Bron: Dumbar, G., H. Scholten en J.A. de Vos van Steenwijk Vollenhove (1952), Het Dumbar Handschrift – Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw, uitgegeven door H.L. Bezoen, Deventer |
rademaker , raojmaoker , zelfstandig naamwoord
, radmaker. De firma Heeren maakte houten wielen voor kruiwagens en karren. Zij waren de léste raojmaokers. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
rademaker , raoimaker
, wielmaker, ook wagenmaker. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
rademaker , roajmaaker
, wagenmaker Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
rademaker , raojmaoker
, rad- of karwielmaker Bron: Peels-Mollen, J. met werkgroep Weerderheem in Valkenswaard (Ed.) (2007), M’n Moederstaol. Zôô gezeed, zôô geschreeve. Almere/Enschede: Van de Berg. |
rademaker , roumaker
, wagenmaker. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
rademaker , raojmaoker , ròjmaoker , zelfstandig naamwoord
, Henk van Rijen - radmaker, wielenmaker; Jan Naaijkens - Dès Biks (1992) - raojmaoker zelfstandig naamwoord - radmaker; WBD (II:2694) 'rojmaoker' - rademaker; WBD (II:2694) 183 b (Hasselt): 'rojmóóker (en/of) raojmaoker?' Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |