elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: rachel

rachel , rafter , zelfstandig naamwoord, mannelijk , 1) Een van boven toegespitste smalle plank, palissade, zoals men voor hekken gebruikt. || Zet maar ’en hek mit rafters. Der is ’en rafter van ’et hek los. Ook en sal niemant hooger of lager in ’t toekoomende moogen heyne (schutten zetten) als 6 voete uyt de gront dight van deele, en 4 voete rafters daarenboven, soo imant rafters belieft te setten ... Soo en sal niemant van de eygenaers enige timmeragie hooger moogen bouwen op sijn erf, uytgesondert de rafters op ’t schut, als ses voeten uyt het mayvelt te meeten. Hs. (a° 1714), verz. Honig. – Vgl. rafterhek. – Vroeger had rafter, ook in de samenst. rafterdeel, de ruimere bet. van plank, balk, in ’t algemeen. || De Hollesloot, het welcke nu is een wijt ende by hart weder een onghestuymich water, tgeen nochtans voor desen, meest landt is gheweest, soo datmen met een Rafter-deel, ofte Balck gaen mochte, van Zaanden tot over Ye toe, SOETEBOOM. Out-Zaanden 22. – Evenzo verderop in N.-Holl. || Noch wist dese Vrouwe mede te verhalen, dat sy ... hadde hooren seggen, dat het landt van de Vennep, en het land van Hillegom aen malkander quam, ende datmen met een rafter ofte planck over de sloten konde gaen, van d’eene plaets op d’ander, LEEGHWATER, Haerlmb.7, 9, § 8. Een plank, rafter of daly, BRANDT, Hist. v. Enchuysen 5. In de Ordonnantie van de Vracht-loonen voor de Schippers (a° 1656) staat tusschen delen, kerksparren, kapravens en barkoenen: Van een hondert gemeene Rafters, 0-12-0; ... van een hondert dubbelde Rafters, 0-14-0; van een hondert enckelde Rafters, 0-10-0, Handv. v. Ench. 323a. Item soe en moet niemant der kercken goet nemen van dat kerckhof, als yser, stien, rachteren, sparren ende alle ander goet, tensy by der kerkmeesters wille (keur v. Barsingerhorn, a° 1468), Wfr. Stadr. 1, 179. Item Rapurst van enen rafter toet (toot, d.i. tote) eenre wintweer IIII sc(ellinc), Rek. v. Egmond, ƒ° 26 v° (a° 1388). – Ook KIL. vermeldt “rafter, materia trabis, lignum rude, & sudes, & tignus, tignum”. Bij PASTEUR, Bouwk. Handwdb. 2, 347 leest men: “rafters, (Fra.) coupeaux, (Hgd.) bohlenstücke zijn stukken van Noorsche deelen, van 1¼ to 2 el lengte, welke bijna tot geen gebruik dienstig zijn”. – Men vindt het woord ook in het Ags. ræfter, (BOSWORTH-TOLLER 784), Eng. rafter, balk. – Verwant is het Gri. woord voor knots. 2) In de droogschuur van een papierfabriek. Zekere van scharnieren voorziene klampjes, waarmee men de vellen papier, die te drogen gehangen worden, vastklemt. Het papier hangt deels over de lijnen, deels tussen rafters.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
rachel , rachel , zelfstandig naamwoord , Ellendeling, hufter.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
rachel , rachel , slaag. Een pak rachel
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
rachel , rachel , slijm.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal