elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: puin

puin , panen , pijnen, penen , (als in ’t Fr. ai) = het zoogenaamde peen- of hondsgras, om zijne lange voortkruipende wortelen aldus genoemd.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
puin , pü̂̂n , onzijdig , puin.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
puin , puin , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , vgl. raappuin, en zie slorzige puin op slorzig.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
puin , püün , onzijdig , puin
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
puin , puun , [zelfstandig naamwoord] , puin. In de 19e eeuw brak men de Middeleeuwse gebouwen af en verhardde men met het puin de wegen. Zo ging ‘t met het klooster van Rottum; de toren van Hellum leverde puun voor de grintweg door Slochteren; de kerk van Heemskes voor de Kloosterloan, 1877. (De Haan.)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
puin , pui , puin, afbraak (1890).
Bron: Beets, A. (1954), ‘Leidse woorden en uitdrukkingen’, in: Bicker Caarten, A. (red.), Leids Volksleven, Leiden: Sijthoff
puin , puun , zelfstandig naamwoord, onzijdig , puin
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
puin , peun , mannelijk , kweekgras (varkensgras ?)
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
puin , puime , verzameling van graanstoppels met wortel, kweek, onkruid, aardappelloof; waardeloze rommel. Puime sjteuke: verzamelen en verbranden van stoppels en onkruid. Dat is puime: dat is niets waard.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
puin , paone , zelfstandig naamwoord , kweek (Triticum repens). Een wilde grassoort die door wortelstokken hardnekkig doorgroeit en daardoor moeilijk verwijderd kan worden. Het woord komt alleen in het meervoud voor.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
puin , puin , puingras , zelfstandig naamwoord , onkruid (KRS: Lang, Bunn, Werk, Scha; LPW: Cab, Pols) Synoniem: *kweek(gras) . Zie hoofdstuk 4, punt 12: onkruid .
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
puin , puun , 0 , puin Ik wil het pad met puun verharden (Eel), Wat zit daor een puun in de grond (Man)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
puin , puine , zelfstandig naamwoord , kweekgras, lang taai gras, met korte wortels, lastig te maaien. zie: niesselpuine.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
puin , puinn , kweekgras.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
puin , paone , kweekgras , Paone in'new'wen hof dé's nie goed, paone dé's kortenbè 't érgste ónkrûid. Kweekgras in je tuin dat is niet goed, kweekgras dat is zowat het ergste onkruid.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
puin , puun , puin , zelfstandig naamwoord , et, de; puin: vergruizelde steen, kapotte dakpannen enz.
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
puin , puin , zelfstandig naamwoord , wild gras, kweekgras (onkruid)
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
puin , puüm , zelfstandig naamwoord, mannelijk , - , - , kweekgras , Zw: puüm kêns te ién de sjoûw hange: uitdrukking om de taaiheid van dit onkruid aan te geven.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
puin , pèèn , peun , 1. onkruid; 2. kweekgras
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
puin , puine , kweekgras. een hardnekkige grassoort. in de uitdrukking “puine rieke”, “met een riek dit hardnekkige onkruid uit de grond verwijderen”. de wetenschappelijke naam is ‘agropyron repens’. vroeger heette dat: triticum repens, kruipende tarwe.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
puin , pèène , pèènge, pènge , kweekgras , We hén ’n mând vól pèène uit de grónd getrokke. We hebben een mand vol kweekgras uit de grond getrokken.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
puin , puin , puun , 1.kweekgras (triticum of elymus repens); 2. fijn soort muur (onkruid); 3. onkruid in het algemeen; puinen, punen, onkruid verwijderen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
puin , paone , pèène, penge, pèùn, puine , zelfstandig naamwoord, meervoud , kweekgras (Tilburg en Midden-Brabant); pèène; kweekgras (onkruid) (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland); penge; kweekgras (Helmond en Peelland); pèùn; kweekgras (Land van Cuijk); puine; kweekgras (onkruid) (West-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
puin , [onkruid] , puin , vrouwelijk , puine , onkruid, kweekgras , Dae gein puine haet, haet ouch gei landj: waar lusten zijn, zijn ook lasten. De vastelaovesvereiniging van Ittervoeart hètj de Puinesjödders en die van Panhael de Puinestaekers.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
puin , puine , (meervoud) kweekgras (Agropyron repens); puine staeke – kweekgras met behulp van een riek verwijderen; dae gein puine hiët, hiët auch gein lanjdj – wie geen kweekgras heeft, heeft ook geen land; in oktoeëber kries se de puine waal roeëd mer neet miër doeëd – oktober is te laat om kweekgras te bestrijden; de puuine zeen mich derin gekómme – uitdrukking gebezigd door vrouwen na een langdurige seksuele inactiviteit; die vrouw kómme de puine neet derin – die vrouw zal niet tot seksuele inactiviteit vervallen
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
puin , puîne , (meervoud) kweekgras
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
puin , paane , paone , zelfstandig naamwoord , "kweek, kweekgras; WBD III.4.3.: ""Kweek (Elymus repens, vroeger ook Triticum repens, Elytrigia repens of Agropyron repens) is een wat op tarwe lijkende grassoort, die door zijn snelgroeiende sterke witte wortelstokken; een moeilijk uit te roeien onkruid is. De bladeren zijn ruw en dof blauwgroen. De aren zijn afgeplat.""; Opgave voor Tilburg aldaar: 'panen' (zeldzaam, behalve in het noorden); ijzergras. Opgave in WBD I:1483 lemma Kweekgras: Triticum repens, paane, paone; ook: hondsgras, maar niet voor Tilburg genoteerd. Cees Robben – ’t Is paone en tis enkelt röcht.. (19600219); Henk van Rijen (1998): 'paone, èèzergras'; Jan Naaijkens, Dè's Biks (1992): paone zn - kweek (Triticum repens) een wilde grassoort; Hoeufft, Proeve van Breda's Taaleigen (1836): PANEN noemt men het zgn. peen-gras of honds-gras, Lat. gramen caninum. Ik heb ook wel 'peunen' of 'puinen' gehoord. Wsch.= peen. Z.a. WBD I:1483 'paane' - kweekgras; WBD III.4.3:345 paone - kweek (Elymus repens, Triticum repens), ook genoemd: peene of peeze of èèzergras; WBD III.4.3:416 peene, pènte, bieze - rus (Juncus); Heukels: triticum repens; kweek, kreekgras, hondsgras, panen; Kiliaen: lidgras; Cornelissen & Vervliet, Antwerps Idioticon (1899): PANEN zelfstandig naamwoord v.mrv. - hondsgras, Fr. chien-dent [=hondstand]; WNT PAAN (III) - mv. panen. Volksnaam in Brabant en Antwerpen voor de kweek of het kweekgras, Triticum repens"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
puin , puine , kweekgras
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal