Woord: prater
prater , proater , proter
, iemand die wat bij ons zit te keuvelen, die ons en zich zich zelven zoodoende den tijd kort. Ook: eene goede kennis die eene avondvisite maakt hij ’s ’n zuite proater = ’t is een hoogst gezellig man. Sara Burgerh. bl. 240: ’t is een zoete prater. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
prater , prööter , mannelijk
, prater. Wi hebt vånaovend nen prööter: wij hebben vanavond iemand op bezoek Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
prater , proater , [zelfstandig naamwoord]
, 1 prater. Hai is n zuide proater. Spr. ‘t Mout al n proater wezen, dij n swieger overtreft; 2 bezoeker. Ik haar net n proater. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
prater , proater
, det is gin proater, dat is een stil iemand. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
prater , proter , 0
, proters , Var. als bij proten = 1. prater Dat is een gezellige proter, die verveelt nooit (Sle), Die bi’j nog niet kwiet, dat is een proter (Dwi) 2. bezoek Vrouger kregen ze vaak proters of ze gongen zölf oet te proten (Bco), Wij moet maar op tied voren, want wij kriegt een proter vanaovend (Oos) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
prater , praoters
, bezoek, Gunninks woordenlijst van 1908: avondbezoek. Ook: praotvolk Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
prater , prötertien
, kletsmajoor Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
prater , praoter , zelfstandig naamwoord
, de 1. iemand die praat 2. iemand die op visite komt Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
prater , praoter , zelfstandig naamwoord
, prötertien , prater. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
prater , praoter
, 1. prater; 2. bezoeker (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
prater , praoterd
, mond (misprijzend bedoeld). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |