Woord: potkoker
potkoker , potkoker , zelfstandig naamwoord
, de; vrijgezel Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
potkoker , potkaoker
, 1. pantoffelheld; 2. liefkozend gezegd tegen kind dat wil helpen; 3. eigengereid persoon (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |