Woord: pispotjes
pispotjes , pispötjes
, akkerwinde en bloem van de haagwinde. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
pispotjes , pispotjes
, de bloemen der akkerwinde Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
pispotjes , pispötje
, haagwinde. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
pispotjes , pispötje , zelfstandig naamwoord
, pispotje. Bloem van de haagwinde (Calystegia sepium). Wordt ook gebruikt voor de kleinere akkerwinde. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
pispotjes , pispotjes , zelfstandig naamwoord
, haagwinde (KRS: Hout) Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 103). Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
pispotjes , pispöttien
, haagwinde. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
pispotjes , pispötje
, bloem van de haagwinde. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
pispotjes , pispötjes
, haagwinde , Pispötjes zie'de in de slótkante groeje, ók in hègge zie'de ze dik bloeje. Haagwinde zie je in de slootkanten groeien, ook in heggen zie je ze dikwijls bloeien. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
pispotjes , pispöttekes , zelfstandig naamwoord
, haagwinde Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
pispotjes , pispötjes
, haagwinde Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
pispotjes , pispùtje
, haagwinde Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
pispotjes , [akkerwinde, haagwinde] , pispotje
, akkerwinde, hagewinde Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect. |
pispotjes , pispotjes , pispotties, pispötties, piespotjes
, 1. akkerwinde (convolvulus arvensis); 2. heggenrank (bryona cretica); 3. haagwinde (calystegia sepium) ; 4 akkerhoornbloem (cerastium arvense). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
pispotjes , pispötjes , piespotjes , zelfstandig naamwoord, meervoud
, akker- of haagwinde (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland; Land van Cuijk; Tilburg en Midden-Brabant); piespotjes; haagwinde (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
pispotjes , [haagwinde] , pispötje , onzijdig
, haagwinde Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
pispotjes , pispötjes
, (verkleinwoord, meervoud) haagwinde Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
pispotjes , pispötje
, haagwinde Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |