elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: pinnig

pinnig , pinnig , pinnige , vrekkig(e).
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
pinnig , pinnig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , vinnig Wat is dat een pinnig kereltie (Bco)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
pinnig , pinnig , zuinig (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
pinnig , pieneg , pinneg , zelfstandig naamwoord , gierig (West-Brabant); pinneg; gierig (Den Bosch en Meierij)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
pinnig , pinneg , bijvoeglijk naamwoord , gierig; WBD III.3.1:201 'pinnig', 'pinachtig, gierig, pinnerig, hebberig, peestekerig'
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal