Woord: pinksterbloem
pinksterbloem , pinksterbloem
, Zekere bloem omstreeks Pinksteren open. Het Pinksterbloem zingen door versierde meisjes bestaat nog in eenige plaatsen. Te Westerhoven is het gebruik Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
pinksterbloem , pinksterbloemen
, bloeiende braam. “Wanneer de eerste Pinksterdag is aangebroken geeft de Koevorder jeugd nauwkeurig acht op de laatste koe welke ʼs morgens de poort verlaat. Deze wordt ʼs avonds in de weide opgewacht, met pinksterbloemen versierd en daarop de stad binnengeleid onder ʼt luide gezang van: Pinksterbroed Oranjezoet, Hoe zit je zoo diep in de veeren? Had je eerder opgestaan Dan had je geen nood gekregen.” Podagr. I p. 121. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
pinksterbloem , pinksterblôme , vrouwelijk
, pinksterbloem, boterbloem. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
pinksterbloem , pinksterbloum
, De gemeene veldkers, Cardamine pratensis, in Friesland, Groningen en Noord-Brabant pinksterbloem: v. Hall Neerl. Plantensch. bl.14 – Zie ook: pinkstern. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
pinksterbloem , pinksterbloem , pijnsterbloem , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, Zelden pijnsterblom – 1) Zekere plant. Gemene veldkers, Lat. Cardamine pratensis (VAN HALL, Landh. Flora 14). De plant draagt ook in Friesl., Gron. en N-Brab. deze naam. 2) Klein meisje dat met Pinkster een nieuwe jurk aanheeft. – Eertijds (gelijk nog in sommige streken) was Pinksterbloem de naam van het met bloemen en zilver getooide meisje dat op Pinkster plechtig werd rondgedragen; vgl. o.a. TER GOUW, Volksvermaken 224 vlgg. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
pinksterbloem , pinksterbloume , vrouwelijk
, pinksterbloem Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
pinksterbloem , pinksterblommen , [zelfstandig naamwoord]
, 1 Pinksterbloemen; 2 kinderen met slingers en kransen van bloemen, die daags voor Pinkster langs de boerderijen en de huizen trokken, om bij dit Pinksterblomlopen centen op te halen. Ze zongen ‘T PINKSTERLAID, mit zien zeurege wies: Pinksterblom is opgestoan, Mag wel weer noa bed tou goan Loat mie hier nait laanger stoan, ‘k Wil weer n hoeske wieder goan.; 3 bloemlezing uit de jongere Gron. schrijvers en dichters, door Jan Boer, 1939. Zie Poaskeblommen. || poaskebloum , (Hogeland) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
pinksterbloem , pinksterbloum , [zelfstandig naamwoord]
, 1 de ruige veldkers, cardamine; 2 (schertsend) de brandnetel, omdat men daarmee de langslapers sloeg op Zaterdag vóór Pinkster; 3 (Hogeland) Ingels gras (armeria vulgaris). Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
pinksterbloem , peenkstrbloome , zelfstandig naamwoord
, korenbloem Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
pinksterbloem , pingsterbloem , vrouwelijk
, sering. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
pinksterbloem , pénksterbloum , vrouwelijk
, pénksterbloume , pénksterblömke , pinksterbloem, Cardamine pratensis. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
pinksterbloem , pinksterbloem , 0
, 1. pinksterbloem, paars-wit bloempje Vrogger waren de gelle bloempies van de braom de pinksterbloemen, no bint het de wit-paorse weide- en slootbloemen (Pdh) 2. bloem van de brem (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid) Pinksterbloumen bunt de bloumen van de braom (Bov) 3. gele lis, Iris pseudiacorus (Zuidwest-Drenthe, zuid) Pinksterbloem is het wit-paorse bloempie in het laand, ook wel de gele lis (Ruw) 4. koekoeksbloem, Lychnis flos cuculi (Midden-Drenthe) Ok de echte koekoeksblooum wordt wel pinksterblooum nuumd (Eex) 5. sering (Zuidwest-Drenthe, noord) Pinksterbloemen hebt zo’n lekkere geur (Die) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
pinksterbloem , pinksterbloeme
, pinksterbloem (Gunninks woordenlijst van 1908: gele lis: iris pseudacorus en akkerveldkers: cardamini pratensis) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
pinksterbloem , pinksterbloem
, waterkers , De pinksterbloeme zén diksenté meej pinkstere al zó goed és ûtgebloejd. De waterkers is dikwijls met pinksteren al bijna uitgebloeid. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
pinksterbloem , pinksterbloeme , zelfstandig naamwoord
, de 1. pinksterbloem 2. in rooie pinksterbloeme koekoeksbloem Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
pinksterbloem , pinksterbloeme , zelfstandig naamwoord
, pinksterbloem. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
pinksterbloem , pinksterblom
, iris, blauwe of gele Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect. |
pinksterbloem , pienksterbloem , pienksterbloeme, pinksterbloem
, 1. pinksterbloem (cardamine pratensis); 2. gele lis (iris pseudacorus). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
pinksterbloem , pinksterbloom , pinksbloom , vrouwelijk
, pinksterbloem Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
pinksterbloem , pinksterbloom , zelfstandig naamwoord
, pinksterblome , pinksterbleumke , 1. pinksterbloem (Cardamine pratensis) 2. margriet (Chrysanthemum leucanthemum) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
pinksterbloem , pînksterbloom , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, pînksterblome , pînksterbleumke , narcis, witte Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
pinksterbloem , pinksterblom , zelfstandig naamwoord
, Goedgetòld - margriet (Chrysanthemum leukanthemum), dus niet de meer algemeen bekendstaande Cardamine pratensis. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |