elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: pijpenkop

pijpenkop , piepekop , mannelijk , piepeköp , piepeköpke , pijpekop; borrel.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
pijpenkop , piepenkop , piepekop , 0 , (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook piepekop (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe) = kop van de pijp Bie een deurroker komt er figuren op de piepekop (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
pijpenkop , piepekop , pupekop , zelfstandig naamwoord , de; pijpenkop
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
pijpenkop , peijpekop , vingerhoedskruid, pijpenkop
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
pijpenkop , pupekop , pupenkop, pupekoppe, pupekruud, pupenkoppe , vingerhoedskruid (digitalis).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal