Woord: perikel
perikel , peerekel , bijvoeglijk naamwoord
, [sGr] bedenkelijk, riskant Ik doch dattie bui mee zou valle, maor ‘t wor nou toch peerekel Ik dacht dat die bui zou meevallen, maar het wordt nu toch bedenkelijk Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
perikel , perikelen
, zorgen, moeilijkheden. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |