Woord: paddenscheet
paddenscheet , padscheejt , zelfstandig naamwoord
, klein bultje op het ooglid. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
paddenscheet , padscheet
, ontstoken ooglid , Héd'de 'n padscheet ôn'new óóg, dé's nie plezierreg zó vlak vur de brûlleft. Heb je een ontstoken ooglid, dat is niet prettig zo kort voor de bruiloft. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
paddenscheet , paddescheet , paddescheete, paddenschiet, paddenschieter, padden
, strontje in het oog. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
paddenscheet , paddescheet , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, paddeschete , paddescheetje , (Nederweerts, Ospels) wegescheet, zweertje op een ooglid Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |