Woord: oplossen
oplossen , oplosse , ,
, iets dat te stijf is aangehaald, laten schieten: Los die voorste taerâep dǝris op. Zie losse. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
oplossen , oplössen , zwak werkwoord, (on)overgankelijk
, 1. oplossen In heeite mölk löst hönnig hildal op (Eex) 2. tot een oplossing brengen De politie hef het misdrief oplöst (Ass), Dat raodsel is op elöst (Wap) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
oplossen , oplössen , werkwoord
, lössen op, op-elöst , oplossen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
oplossen , oplossen
, (van de lucht) opklaren. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |