elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: ooi

ooi , eui , [zelfstandig naamwoord] , ooi. Fri. ei, eike. Angels. eáv. Gr. OIS, Lat. ovis. Eng. ewe. Scho. yowe. Angels. eowu, euwa. Nd. uewwe. Spa. oveja. Port. ovelha, een moederschaap. Euilam, een ooilam. Fri. eilaam.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
ooi , öje , vrouwelijk , vrouwelijk schaap.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
ooi , ooi , eu , (Ommelanden) = wijfje van het schaap; olle ooien = schapen, die twee of meermalen lammeren hebben geworpen, in ʼt Oldampt Westerwolde. melkschoapen, schoapen. Ook: ooien (Ommelanden) = euen (Oldampt, Westerwolde) = lammeren van ʼt vrouwlijk. geslacht, Oostfriesch öje, ôje. (v. Dale: ooi = wijfjesschaap.)
eu (Oldampt, Westerwolde) = ooi, wijfjesschaap, ook wijfjeskonijn; eulam = ooilam. Vgl. eu 1.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
ooi , touke , (Westerkwartier) = schaap van de eerste dracht; ook FrieschNedersaksisch ouwe, Engelsch ewe = moederschaap, ooi, en zal dus zooveel zijn als: ’t ouwke, dus de t voorgevoegd door ’t onzijdig geslacht. Zie ook: tauke.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
ooi , ooi , onzijdig , Wijfjesschaap. || Het ooi moet onen. – Zegsw. Een jonk ooi en een ouwe ram, geeft ieder jaar een lam. – Evenzo in geheel N.-Holl. || We hebben twee lammetjes van dat ooi, BEETS, Camera Obscura13, 224. Ook elders heeft het woord soms het onzijdig geslacht; vgl. Ned. Wdb. X, 2340.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
ooi , ooi* , ook bij v. Dale.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
ooi , ööie , vrouwelijk , ooi
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
ooi , eu , uiwe , [zelfstandig naamwoord] , ook: ooi (Hogeland en Westerkwartier); ui (Westerwolde); uive (Westerwolde) =ooi. n Jonge eu, n òlle ram, Da’s zeker ale joar n lam.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
ooi , ooi , [zelfstandig naamwoord] , eu. Òlle ooien = schapen, die twee- of meermalen lammeren gehad hebben. Ooi en ram zegt men van alle viervoetige dieren, waarvan mannetje en wijfje geen afzonderlijke naam hebben; b.v. ‘t ooiknien. , (Hogeland, Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
ooi , touke , [zelfstandig naamwoord] , schaap, dat voor ‘t eerst lammeren krijgt. , (West-Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
ooi , eu , ooi
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
ooi , ooi , zelfstandig naamwoord , Vrouwelijk schaap, in de zegswijze ’n jonge ooi en ’n ouwe ram geeft alle jare weer ’n lam, rijmspreuk die soms ook wordt gebezigd met betrekking tot een jonge vrouw die met een oudere man is getrouwd.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
ooi , ooj , volwassen vrouwelijk schaap van meer dan 1 jaar; behaawe ooj, bevrucht vrouwelijk schaap; guste ooj, niet bevrucht vrouwelijk schaap.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
ooi , eui , euie , euien , Ook euie (Zuidwest-Drenthe), in Zuidwest-Drenthe ook met h uitgesproken = 1. vrouwelijk schaap Op de schaopenmaark he’k een eui en een ram kocht (Eex), Wij hebt de euie onder de ram ehad (Wap) 2. vrouwelijk konijn Die toom jonge knienen is mor één eui bij (Bro), Een euie is meer weerd dan een ram (Hol) 3. damesfiets Ik har de baand leeg staon, daorumme fiets ik op (h)euje (Wsv)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
ooi , ooi , tussenwerpsel , (N:Dwi) = lokwoord voor het schaap, z. verder bij eui
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
ooi , fwooi , zelfstandig naamwoord , schaap, vrouwelijk, ooi. zn - konijn, vrouwelijk.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
ooi , euje , ooi.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
ooi , óój , ooi , Un jóng óój én nen aauwe ram, gèft binne 't jaor 'n lam. Een jonge schaap en een oude ram, geeft binnen het jaar een lam. Trouwt een jonge meid met een oudere man dan is er zo een kind.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
ooi , ujje , uie, ui , zelfstandig naamwoord , de 1. vrouwelijk konijn of vrouwelijke haas 2. vrouwelijk schaap 3. onnozele vrouw, meisje
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
ooi , euj , euje , ooi.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
ooi , oeë , 1. drassig, vochtig land 2. ooi (lage plek bij de rivier), bijvoorbeeld de ‘Haelder oeë’ en de ‘Polder oeë’ langs de Maas (Duits: Aue – weide, weiland, beemd aan het water), vergelijk Ohé en Laak
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
ooi , ôoj , zelfstandig naamwoord , WBD vrouwelijk schaap, ook 'gèrm' genoemd of 'schaop'
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal