elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: ommaken

ommaken , ommoaken , [werkwoord] , omspitten. Toen ommoaken.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
ommaken , ummemaeken , omspitten, omploegen.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
ommaken , ummemaeken , maeken umme, ummemaekt (ummemäk) , spitten.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
ommaken , ummemaken , ummaken , zie: ummespitten.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
ommaken , ummaoken , ummemaken , omploegen, omspitten.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal