Woord: nu
nu , now , [bijwoord]
, nu. Ook Eng. Fri. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
nu , nuw , bijwoord
, nu. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
nu , nů
, nu Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
nu , non , bijwoord
, 1 bw. nu, 2 uitr. nou!. non iej, vind je ook niet? Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
nu , noe
, nu. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
nu , noe
, nu. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
nu , noe
, nu Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
nu , non , nou, no, noe, noen , bijwoord, voegwoord, tussenwerpsel
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe). Ook nou (Zuidoost-Drents veengebied, Noord-Drenthe, Zuidwest-Drenthe), no (naast non, zelden naast nou), noe (Zuidoost-Drents veengebied, Kop van Drenthe), noen (Zuidwest-Drenthe, zuid) = 1. (bw.) nu, tegenwoordig Ik kom er net vort en non stiet het hoes in braand (Bor), Het mot non mor is oflopen wezen (Schl), Van non of an bin ik de baos (Man), Laot je dat ding non niet weer ofnieveln (Emm), Van no of an gung het beter (Ros), Van nou of an moei het wark beter doen (Zwin), Hij zal nou nooit of te nimmer ies een keer trakteren (Ruw), Zo nou en dan gao’k nog ies hen de mark (Pes), ook Zo noen en dan... (Ruw), De komende zaoterdag of nou ’n maandag aanstaande maandag (Ker), Wat doew non? (Sle) 2. (voegw.) nu Nou e dat zegd hef, kiek ik hum nooit weer an (Bov) 3. (tw.) nu, nou Hou was het feest? Nou, het ging wel (Vtm), Nou, goeienaovend (Gas), Wat hej nou weer edaone! (Zdw), Non ja, en wat dan nog (Sle), Hij is noe einmaol een driftkop (Bco), Pas non op dat e je die mooie kaort niet ofnaskert (Gas) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
nu , noe
, nu. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
nu , now , zelfstandig naamwoord
, et; het nu, de huidige tijd Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
nu , now , voegwoord
, 1. nu de tijd zo is, de omstandigheden zo zijn, bijv. Now hi’j begint te lopen ... Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
nu , now , bijwoord
, 1. nu, op het ogenblik 2. op zeker ogenblik 3. verder, voorts, komend 4. toegegeven dat, in gedachten houdend dat 5. stellig, beslist Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
nu , noé , bijwoord
, nu , noé VB: Ich kaom noé éffe, atrèin heb ich gèinen tiéd. Zw: Tot noé: tot nu toe.; tot nu toe tot noé VB: tot noé heb ich gèine gehuurd dè d'r tiëngen ês. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
nu , noe , noen
, nu. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
nu , noe
, nu , Alla, kóm noe, wae gaon! Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
nu , noê , noe, noe
, nu; noes – nu (dat) (incombinatie met doe: noes doe ’t ziës – nu jij het zegt); noetj – nu (dat) (in combinatie met gae of ge: noetj ge het zèktj – nu u het zegt) ook noewe Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
nu , noetj
, zie noê Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
nu , noow , bijwoord, voegwoord
, nu Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |