elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: negentig

negentig , tnégentig , telwoord , negentig.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
negentig , tnegentîg , negentig. Vgl. tachentîg.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
negentig , tnegentig , Naar analogie van tachtig. Vooral bij ʼt lossen en laden van kazen, koeken, enz., die geteld worden, hoort men ʼt nog vaak.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
negentig , tnegentig , zie tachentig * (ook de aanteekening); zoo ook in Fransch Vlaanderen: tzestig, tzeventig, tachtentig, tnegentig.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
negentig , tnegentig , Naar analogie van tachtig. Vooral bij het lossen en laden van kazen, koeken, enz., die geteld worden, hoort men het nog vaak.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
negentig , tnegenteg , [telwoord] , negenteg (Stad en Westerkwartier) = 90.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
negentig , tneengteg , telwoord , 90
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
negentig , niggetig , negentig.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
negentig , tnegentig , telwoord , Verouderd voor negentig. Zo ook tsestig, tseuventig.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
negentig , neugetich , negentig.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
negentig , niggentich , negentig.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
negentig , ningtig , negentig , telwoord , Ook negentig = negentig De aolde baos is al zowat ningtig (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
negentig , nèggentig , niggentig , negentig.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
negentig , negentig , tnegentig , negentig. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: tnegentig
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
negentig , tnegentig , telwoord , negentig, * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
negentig , niengtig , ningtig , telwoord , var. van negentig
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
negentig , tnegenteg , telwoord , negentig Hij was achter in de tachenteg, bekant tnegenteg Hij was achter in de tachtig, bijna negentig
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
negentig , negentig , telwoord , negentig.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
negentig , niggentig , negentig
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
negentig , tnegentig , negentig.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
negentig , nuuëgetjig , nuuëgentjig , telwoord , (Weerts (stadweerts)) negentig
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal