elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: nee

nee , nee , neen.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
nee , nee , nei , [zelfstandig naamwoord] , neen. Ook Fri. Dre. Got. ne Scho. na, nae. Nd. - Sagelt. nâ. Zwe. nej. ONo/IJsl. De. nei. Eng. Ital. Spa. no. Port. naõ. Lat. Fra. non.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
nee , nee , bijwoord , neen.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
nee , ne , (open e) = neen; ook Drentsch, Friesch, Geldersch, Noord-Hollandsch, Oostfriesch, Nedersaksisch; Zuid-Limburgsch neeë; West-Vlaamsch nee; Engelsch no, Deensch nei, Zweedsch nej, Angel-Saksisch, Gothisch ne; Italiaansch, Spaansch no, Poolsch ni, Fransch non, Hoogduitsch nein.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
nee , , (de e als in: tel), Westerkwartier nent = niet waar? ’t is mooi weer, nè? waarvoor het Friesch – hé heeft. “Ja, wat ’n toalent nè; as ie hom heuren ’t is of haile stad op roaden komt.” Wordt alleen van vrouwen uit de burgerklasse gehoord, en meest in de stad. – Dit ne zal overeenkomen met het ontkennende ne = niet. Kil. ne (vet.) = neen, en: niet; ik en wil = ik wil niet, door omzetting. Hiervan ook: niemand, nergens, niets, nooit, samengesteld uit: ne of ’n, met: iemand, ergens, iets en ooit. Later heeft men bij de ontkenning het woordje niet gevoegd, en eindelijk dat ne, vervormd tot en, als eene overtolligheid, verworpen. – Vgl. n 5.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
nee , nee , ontkenning; vgl. een zegsw. op ja.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
nee , nee , zie ne *.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
nee , nên , neen (de vorm nee is niet bekend). Aach, nên!
Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen
nee , , bijwoord , Neen. Wanneer iemand in een winkel vraagt naar een artikel, dat niet voorhanden is, moet men né ve(r)koopen. – Ik mot nödig bòtter bestellen, ʼk heb al vîf pond né ve(r)kòch.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
nee  , nae , neen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
nee , nè? , niet waar? || nen; nij
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
nee , nee , zunder nee = stellig. Nee verkopen = geen voorraad meer hebben. - Nee din? = is ‘t niet waar?
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
nee , nee moar , maar niet. Zevve ‘t doun? Antwoord: nee moar = liever niet. Ook uitroep: Neemor, hou is ‘t meugelk! || joa mor
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
nee , nei , nee, bij ergernis. Nei, doar is niks van aan. || nij
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
nee , neu , nevenvorm van nee, als men niet met nadruk spreekt. Mout dat mörn juust? - Och neu....
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
nee , nnee! , och nee! dat hoeft maar niet.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
nee , nen , d.i. nè met een neusklank = niet waar? hé? Zo is ‘t goud, nèn?
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
nee , nea , nee. Po nea, welnee; nea dan?, is ’t soms niet zoo
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
nee , nei , tussenwerpsel , Nee(n). | Nei, dat doen ik niet.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
nee , nae , nei , neen (al naar gelang de situatie).; nei neen. Nei höbste, jao kénste kriege: aansporing om toch maar te vragen.; inei kleintom op in- neen
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
nee , nee , 0 , nee Daor kuj gien nee op zeggen (Anl), Mien nee is nee (Emm), Daor zeg ik absoluut nee tegen (Bui), Hie zeg gien jao of nee (Dal), Nee hej en ja kuj kriegen probeer het maar eens (Dwi)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
nee , nee , neu , tussenwerpsel , Ook neu (vooral bij aarzeling) = nee Nee, ik doe niet met (Bal), Woj nog een borrel? Neu... ach..., tou mor dan, nog eein (Eex)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
nee , nieje , nee. nieje, nieje, dè duu me nie, nee, nee, dat doet men niet.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
nee , nee , nee. Nee maar! ‘Nee maar!’, Gunninks woordenlijst van 1908: Nee mär zeker! ‘Nee maar zeker!’ (uitroep van bevestiging)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
nee , neeje , njeu(n)t , bijwoord , neen, zeker niet. Nee hoor!
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
nee , nii héd’de , nee heb je , Nii héd’de én jao kun’de kriige. Nee heb je en ja kun je krijgen. Wordt gezegd als men een kleine kans hebt het beoogde te bemachtigen.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
nee , nint , nee , Ik gój nie róndhurre, nint dé duu'wek nie, nouw nie én nójt nie héd'de dé begreepe. Ik ga niet informeren, nee dat doe ik niet, nu niet en nooit niet heb je dat begrepen.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
nee , neu , tussenwerpsel , ontkenning, gezegd wanneer men enigszins aarzelend, niet krachtig wil ontkennen, wanneer men zich niet erg wil blootgeven
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
nee , nêê , nêêje , bijwoord, tussenwerpsel , nee Nêê hebbe me al en ja kenne me krijge Nee hebben we en ja kunnen we krijgen; nêêje nee! (nadrukkelijk)
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
nee , nêênt , tussenwerpsel , nee Zie ook belnêênt
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
nee , nèi , zelfstandig naamwoord, mannelijk , - , - , nee , nèi VB: Nèi hebs te, jao kêns te kriége. Zw: Nèi waach!: nou en of!; VB: Miéne jao ês zjus zoe good es diéne nèi
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
nee , níéje , nee
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
nee , naaje , nee. zie ook “nèèje”
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
nee , nèèje , nee. zie ook “naaje” en “neije”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
nee , neije , nee. gebruikt in “munne neije ies neije”, “mijn neen is en blijft neen”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
nee , neije , nee , zeg ’t is jirreluk, hedde gij gewrokt = zeg eens eerlijk, heb jij gerookt- neije, da’s nie waor wa z’oew gezeet hebbe = nee, dat is niet waar wat ze je gezegd hebben-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
nee , , neeje , nee , , dè nie!, Nee, dat niet!
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
nee , nei , nee.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
nee , nint , bijwoord , nee (Eindhoven en Kempenland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
nee , nae , nee , ‘Nae’ höbs se, ‘jao’ kóns se kriege. Miene ‘nae’ is net zoea good es diene ‘jao’: het gelijk is aan beide kanten.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
nee , naê , nae , nee; mer naê!/mènaê! – wel nee!; nae toch! – dat is toch niet waar!; hà naê! – uitroep van verbazing; nae mer! – nee maar!
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
nee , nèè , neeje, nêû , tussenwerpsel , nee(n); Cees Robben: Naa schrók ik nie, ôo nèè dè nie; hoe-jee nèè; nee, geene kaant èùt; Cees Robben: tis makkelek 'nèè' zegge, agge nie wòrdt gevraoge; nèè, dè nie dè; neeje; nee, neen; Kees en Bart: neeje; nêû; Henk van Rijen: hoeft niet, niet nodig
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
nee , nae , nee
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal