elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: moerwerk

moerwerk , moerwark , zelfstandig naamwoord , et 1. lang opgetrokken koninginnencellen in een bijenkorf of -kast 2. baarmoeder van een dier
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
moerwerk , moerwark , baarmoeder.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal