Woord: moerwerk
moerwerk , moerwark , zelfstandig naamwoord
, et 1. lang opgetrokken koninginnencellen in een bijenkorf of -kast 2. baarmoeder van een dier Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
moerwerk , moerwark
, baarmoeder. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |