elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: merrieveulen

merrieveulen , mèrrieveule , vrouwelijk jong van een paard.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
merrieveulen , meernvul , merrieveulen.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
merrieveulen , meervul , merenvullegie , merrieveulen.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
merrieveulen , moorvul , mèervul, merrievul , 0 , (Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe). Ook mèervul (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe), merrievul (niet Kop van Drenthe, Veenkoloniën) = vrouwelijk veulen Wij hebt een mooi moorvul kregen (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
merrieveulen , märrievöllen , märrievullen , (Kampereiland, Kamperveen) merrieveulen. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: märrievullen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
merrieveulen , merevool , marrieveuelen, merrieveulen , zelfstandig naamwoord , en var. et; vrouwelijk veulen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
merrieveulen , meervöl , merrieveulen (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
merrieveulen , mèèrvölle , zelfstandig naamwoord , WBD vrouwelijk jong van een paard, ook genoemd 'mèrreveuleke'; WBD vullemèèr - dragende merrie, ook genoemd 'völmèrrie'; WNT MERRIEVEULEN - vrouwelijk veulen
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal