elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: meizoentje

meizoentje , meizoentje , Madeliefje of kersouw; ’t is dat lieve bloemetje met zijn geel hartje en wit, soms rood kransje daar om heen, dat vroeg in ’t voorjaar zich in alle nederigheid op de weidelanden en gazons komt vertoonen, en door de kinderen zoo gaarne wordt afgeplukt.
Bron: Buser, T.H. (1856-1861), ‘Geldersch Taaleigen’, in: De Nederlandsche Taal 1856, 1: 13-17, 163-188; 1857, 2: 194-217; 1858, 3: 271-278; 1859, 4: 186-197; 1861, 6: 61-68.
meizoentje , meizö̂ntjen , onzijdig , madeliefje.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
meizoentje , meizömken , onzijdig , Meizoentje, madeliefje.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
meizoentje , meizeuntien , madeliefje.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
meizoentje , meizömken , onzijdig , Meizoentje, madeliefje.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
meizoentje , meizoentje , onzijdig , madeliefje.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
meizoentje , meizäötje , onzijdig , meizoentje, meiliefje, Bèllis perennis, zie ook: weieblömke.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
meizoentje , meizuuntie , meizoentje (bloem).
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
meizoentje , meizoentien , meizeumpie, meizuvertie , 0 , meizoenties , (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Veenkoloniën). Ook meizeumpie (Zuidwest-Drenthe, zuid), meizuvertie (rond Hgv) = madeliefje, Bellis perennis
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
meizoentje , meizuuntje , madeliefje.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
meizoentje , meizeuntien , meizuuntien , madeliefje. Gunninks woordenlijst van 1908: meibluumpien
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
meizoentje , meizuuntien , madeliefje.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
meizoentje , mèìjzuuntje , madeliefje
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
meizoentje , meizeuntien , zelfstandig naamwoord , madeliefje (plant).
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
meizoentje , maajzoentjes , madeliefjes
Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect.
meizoentje , meelzeufje , madeliefje (bellis perennis) (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
meizoentje , meizeumpje , meimaondzoen, meizeuntien, meizeuntie, meizoentje, , madeliefje (bellis perennis); gras met meizeumpjes, stamppot met witte bonen en snijbonen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
meizoentje , meizuuntje , maizoentje , zelfstandig naamwoord , madeliefje (Den Bosch en Meierij; Land van Cuijk); maizoentje; madeliefje (Helmond en Peelland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
meizoentje , [madeliefjes] , meizoentjes , madeliefjes
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
meizoentje , meizeuntje , meizoentje , werkwoord , meizeuntjes, meizoentjes , madeliefje (Bellis perennis)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal