elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: mauwer

mauwer , mauwerd , mannelijk , zaniker.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
mauwer , mauwerd , zeurpiet.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
mauwer , mauwerd , zeurpiet
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
mauwer , mauwerd , zelfstandig naamwoord , zeurpiet, klagerig persoon.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
mauwer , mauwerd , klagerig persoon, zeurpiet.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
mauwer , maawerd , maawer , zelfstandig naamwoord , iemand die zeurt, kletspraat verkoopt; want 't is waor: die groote tooten; die praoters en die maawers, al; die raoteleers en zwetsers; dè zijn de ware kooplui nie; ik mot ze nie, die kletsers! (Piet Heerkens; uit ‘Vertesselkes, ‘Hannes Kaokel, van Baokel’, 1944); Cees Robben – Wè maauwde van unne haauw-maauw.. maauwer... (19570631); Frans Verbunt -  zeurpiet; ook: maawkónt; Stadsnieuws -  We zèède tòch ene maawerd, tis bij jou nôot goed òf et dugd nie (080309) -Wat ben je toch een zeurpiet, het is bij jou nooit goed.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal