elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: matador

matador , matje , [spel] , matador (in ‘t Russisch domineren), d.i. dubbel blank en alle stenen, die 7 ogen hebben: zes - één enz. Wat men aanzet moet met de staande steen steeds 7 zijn, doch de matjes mogen steeds worden aangezet.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
matador , mátjedor , zelfstandig naamwoord , 1. Uitblinker 2. Haantje de voorste. Letterlijk matador.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
matador , mataadoor , mannelijk , mataadoore , matador. Dat zeen de mataadoore: dat zijn de besten.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
matador , matjedor , matjedoor , 1. baas; 2. bazig persoon (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal