elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: machtig

machtig , machtig , voor: vele personen uitmakende, in: noa dat ze machtig bin eten ze nijt veul = de hoeveelheid spijs die er des middags gegeten wordt is niet geëvenredigd aan het getal personen. (Wordt verondersteld dat ieder zooveel eten mag als hem lust.)
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
machtig , mächtig , machtig
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
machtig , machteg , [bijvoeglijk naamwoord] , 1 machtig. Dat kon ik nait machteg worren. Dat is mie te machteg.; 2 talrijk. Hou machteg is ‘t gezelschop?; 3 zwaar te verteren. Graauwaarten mit spekvet is machteg eten.; 4 hai is ‘t woord machteg = hij spreekt goed.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
machtig , machteg , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , groots
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
machtig , mėchtich , mėchtigger, mėchtichste , machtig. Dat is mėchtige kos: dat is krachtig eten. Hae is geine guie mėchtich: hij bezit geen cent.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
machtig , machtig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. machtig, invloedrijk De dikke boeren bint niet zo machtig meer (Bal), Ik bin dei taol neit machtig (Erf) 2. sterk Wat een machtig peerd is dat! (Val), Hie is machtig in de aarms (Bal), De wind is aordig machtig (Zwe) 3. zwaar Het worde mij te machtig, doe de vader het huus uut edragen worde (Rui), Die spekpannekoeken bint mij haost te machtig liggen mij zwaar op de maag (Hoh); [bijwoord] erg, zeer Die soep is machtig pittig (And), Een machtig dikke boom (Schl), Het was een machtig mooi gezicht (Emm)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
machtig , machtig , maftig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. met de mogelijkheid macht, krachtige invloed uit te oefenen 2. veel inspanning of capaciteiten vragend 3. dik en vet, moeilijk te verteren 4. pittig, koppig 5. dik en vet, vadsig 6. moeilijk te verwerken, emoties oproepend 7. veel macht hebbend 8. prachtig mooi, indrukwekkend 9. met een groot aantal 10. sterk en evt. groot, dik 11. in een goede financiële situatie 12. in hoge mate
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
machtig , machtig , méchtig , bijvoeglijk naamwoord , machtig , machtig VB. 'nne machitige Kuüning; In de betekenis van 'zwaar te verteren': méchtig. VB. Dy waffele wäore mich get méchtig, ziëker te vëul gooj boëter drién gedoën.; mechtig verteren (zwaar te verteren) mechtig VB: Nao de vlaoj nog de kook, dat wörd mich te mechtig.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
machtig , masjes  , versterkend bijwoord , machtig, zeer, veel.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
machtig , mechtig , mechtiger, mechtigst , machtig , Bie de begrafenis woor ’t mich te mechtig. Det roumtaertje is mich te mechtig.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
machtig , mechtig , bijvoeglijk naamwoord , mechtige , 1. machtig 2. moeilijk te verteren, zwaar op de maag liggend
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
machtig , mechtig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , (Nederweerts, Ospels) machtig
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
machtig , maagteg , stoffelijk bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , B machtig; WBD III.2.3:33 'machtig' = stevig (voedsel); GD.06 van die maachteg grôote kèrkkôore; Bont bijvoeglijk naamwoord  en bijwoord  - machtig
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
machtig , mechtig , machtig
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal