Woord: luizenrek
luizenrek , lüüzerikke
, spinnetje, het van garen gemaakte netwerk om het uitscheuren van een split te voorkomen. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
luizenrek , luuzerik , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, luuzerikke , luuzeriksken , stukje in het split van hemd Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
luizenrek , loezenrikkien , l-zerikkien , 0
, (Zuid-Drenthe). Ook l-zerikkien = spinnetje in een split Vrogger meuke wij in het split van een hemd altied een luzerikkien (Die), Het loezenrekkien was uutscheurd (Eri), zie ook vlooienrikkien Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
luizenrek , luzerikkien , zelfstandig naamwoord
, et; spinnewebachtig stukje in de split van een hemd (tegen inscheuren) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
luizenrek , luzerikke
, 1. zigzagnaaisteek; 2. boord van een hemd (Oldebroek, Wezep). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |