elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: luikes

luikes , lukes , Hold y moar lukes! houdt u maar stil. Dee is lukes! die is gaar. Eig. gesloten, die ze inwendig heeft. A. S. lucan, sluiten, verbergen.
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
luikes , lü̂kes , bijvoeglijk naamwoord , [weinig gebruikelijk] leuk.
Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents
luikes , lü̂̂kes , Leuk. O, h(i)ee kan zich zoo lü̂̂kes hòlden!
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
luikes , lü̂kes , Leuk. O, h(i)ee kan zich zoo lü̂kes hòlden!
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
luikes , lukes , onnozel, dom; zich lukes houwen, doen alsof men van niets weet (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
luikes , loikes , bijwoord , stiekempjes (Helmond en Peelland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal