Woord: lijst
lijst , [ooi] , lijst , vrouwelijk
, lijsten , Een lam van het vrouwelijk geslacht, heet lijst of ooi: vandaar, lijstlam. Na voor de eerste maal geoond te hebben, noemt men haar oonlijst. Zie oonen. Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend. |
lijst , lîste , vrouwelijk
, lijst. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
lijst , liest
, lijst; liest ansteken, timmermansuitdrukking, en zooveel als: eene lijst met den beitel bewerken, als zulks met de schaaf onmogelijk is. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
lijst , lijst , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, vgl. waterlijst. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
lijst , lijst , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, zie lijs 1. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
lijst , lijs , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, 1) Daarnaast lijst. Een jong schaap van het vrouwelijk geslacht, ooi. || Op den 7 May 1776 verhaalde Secretaris Stokkemaaker en zijn broeder Maarten my dat zy dagelijks te Uytgeest een Lam (zijnde een Lijs) by een schaap van de wed. Jacob Busscher zagen loopen met 4 ooren, Advers. Oostwoud, f° 997. ’Et skeep loopt mit drie lijsten in ’et land. – Lijst is ook elders in N.-Holl. gebruikelijk (BOUMAN 64). Hs. Kool vermeldt: “lijsten, jonge schapen welke nog niet geoond hebben en ouder dan lammeren zijn”. – Vgl. lijslam en oonlijs. 2) Zie de wdbb. – Ook in de zin van pop. Vaak in verkl. lijsie. || Wat ’en lange lijs. (een slappe lange pop)! Weer (waar) is je lijsie nou, Trijn? Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
lijst , lies
, lijst. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
lijst , lieste , vrouwelijk
, lijst Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
lijst , lieste , liest , [zelfstandig naamwoord]
, 1 lijst. Dit petret zel achter n liestje. Zo ook de lijst aan een goot, een meubelstuk enz. n Liest aansteken (timmermanswoord) = met de beitel bewerken; 2 register. Mit n liest lopen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
lijst , lieste , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, liesn , liesjen , lijst Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
lijst , liest , mannelijk
, a/ lijst b/schap rond de schoorsteenmantel. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
lijst , loist , zelfstandig naamwoord
, Vrouwelijk lam, jonge ooi die nog geen lammeren heeft geworpen. Verkleinvorm loisie. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
lijst , lies , vrouwelijk
, lieste , lieske , lijst. Een schilderijlijst heet “raam”, het inlijsten heet “iraame”. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
lijst , lieste
, liesie , lijst. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
lijst , liest , lieste , 0
, liesten , (Zuidoost-Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe). Ook lieste (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe, veengeb. Oost-Drenthe) = 1. lijst Dat schilderij zit wat te krap in de liest (Gas), Wij hebt het portret met dukers an de liest spiekerd (Scho) 2. lijst, tabel Hej de liest met bosschuppen klaor? (Val), Wat har Jaan zien jong een mooie liest, almaol aachten en negens rapport (Eex), Hij stun veur vief gulden op de liest collecte langs de huizen (Gro), Der is merakel tiekend op de liest veur het feest (Wee), Hij stund hoog op de lieste nominatie (Bco) 3. schoorsteenlijst Der lop een liest um de schörstien (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
lijst , lieste
, lijst Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
lijst , leest , zelfstandig naamwoord
, lijst, bewerkte rand, uit de bouwkunde. * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929. zn - hoofdbalk, horizontaal, waar het gebinte op rust. * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
lijst , lieste
, liesien , lijst, lijstje. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
lijst , lieste , liest, liste, list , zelfstandig naamwoord
, de 1. lijst om een schilderij, foto e.d. 2. lijst van een schoorsteenmantel 3. geordende reeks namen of andere aanduidingen onder elkaar Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
lijst , lijst , zelfstandig naamwoord
, lijste , lijstsie , Schoorsteenmantel ’t Boek lee op de lijst Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
lijst , liés , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, liéste , liéske , lijst , VB: De liés van de sjêldery ês sjoen vergöld. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
lijst , ljêêsje
, lijstje. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
lijst , lieste , zelfstandig naamwoord
, lijst. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
lijst , liest , lieste
, schouw, schoorsteenmantel. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
lijst , lies , liest , mannelijk
, lieste , lies(t)je , 1. lijst, omlijsting 2. opsomming 3. kieslijst Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
lijst , liêst , liest , zelfstandig naamwoord
, lieste , liesjtje , lijst Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
lijst , liêst , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, liêste , leest, lijst Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
lijst , lèst , lèèst , zelfstandig naamwoord
, lijst; WBD ötmeutelende lèst, ötgemeutelde lèst (II:1051) - uitmeutelende/uitgemeutelde lijst (v. een geweven stof); ook slèèchte kaant genoemd; WBD lèst (II:911) - zelfkant; ook: zèlfkaant of kaant genoemd; WBD (II:2797) 'lést' - bovenbouw v.e. karbak; lèèst; Henk van Rijen – lijst Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
lijst , lies
, lieste , lieske , lijst Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |