Woord: lende
lende , lende , vrouwelijk
, lende; zie brao. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
lende , lenden
, zie: zwet. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
lende , len , lenne
, (meervoud lennen) = lende (meervoud lendenen); Oostfriesch, Nedersaksisch lende, lenne. Vgl. Latijn lenis = zacht, Hoogduitsch gelinde; Zweedsch len = week, zacht. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
lende , linde
, lendenen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
lende , len , lenne , met lange klinker , [zelfstandig naamwoord]
, lende. n Schop in de lenne (Oldambt). Lennelaam = kruuslam. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
lende , lenne , [zelfstandig naamwoord]
, dij. || len , Bellingwolde Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
lende , lende , 0
, lenden, lendenen , lende Aj een peerd in de lende griepen, dan kuj zien of ze hengstig binnen (Klv), Ik heb zeerte ien de lende (Flu), Het lende van de koe (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
lende , lende
, lende Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
lende , lênde , zelfstandig naamwoord, meervoud
, lendenen , VB: Ich heb pyng ién m'n lênde. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
lende , lende
, laaggelegen, vochtig weiland (Loenen). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
lende , leinde , leinden, leinen, lenden, lienen
, lendenen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
lende , lèène , zelfstandig naamwoord, meervoud
, lendenen (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
lende , lîndje
, (meervoud) lendenen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
lende , lîndjene
, (meervoud) lendenen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |