elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: langen

langen , langen , aangeven, halen
Bron: Boers, B. (1843), [Goerees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57
langen , langen , aangeven, halen
Bron: Boers, B. (1843), [Overflakkees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57
langen , langen , werkwoord , geven, overreiken. Misschien komt het van het verlengen des arms bij het uitreiken. Zoo zegt men slaag, geld, eten langen enz. Vroegere en latere Schr
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
langen , langen , [werkwoord] , eig. iemand iets met toegestrekten arm toereiken (gelijk Kil. het dan ook teregt vertaalt door porrigere, extensa manus offerre, en ook in ‘t Goer. en Over-Flak. gebruikelijk is.), b.v. “ein de hand langen” = geven; “lang mi dei teller an”, geef mij dat bord. Wijders, betalen. Anlangen, toulangen, toereiken. Oflangen, afgeven. Nd. langen.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
langen , langen , reiken; de hand langen = de hand geven bij eene ontmoeting; ook Limb. Oostfr. – Kil. langhen = aanreiken, toereiken.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
langen , langen , zwak werkwoord , geven, reiken.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
langen , langen , reiken, toesteken, in: de hand langen = iemand bij eene ontmoeting de hand geven, en wederkeerig zijne hand drukken; ook Oostfriesch. Vroeger was dit hier alleen onder de mannen in gebruik; in ’t Oldampt gaven de vrouwen elkander een smōk (kus), inzonderheid onder familieleden. (Het volksgeloof wil, dat hij, die slechts de beide voorste vingers der rechterhand uitsteekt, vrijmetselaar is.) Geldersch Maastrichtsch langen = geven, reiken; Kil. langhen = aanreiken, toereiken. Middel-Hoogduitsch langen = geven, toereiken. Vgl. anlangen en: handêln.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
langen , langen , Geven, reiken. , lankt mîn dat; lankt mîn dat is èven an. In de stad is dit woord nagenoeg verouderd. Ook: Gron. Maastr. en bij Kil.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
langen , langen , zwak werkwoord , vgl. aanlangen.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
langen , langen* , en samenstellingen ook bij v. Dale.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
langen , langen , Geven, reiken. , lankt mîn dat; lankt mîn dat is èven an. In de stad is dit woord nagenoeg verouderd. Ook: Gron., Maastr. en bij Kil.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
langen , langen , Geven, aanreiken. Kiliaan heeft het ook in deze beteekenis. [Hand-langer.]
Bron: Dumbar, G., H. Scholten en J.A. de Vos van Steenwijk Vollenhove (1952), Het Dumbar Handschrift – Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw, uitgegeven door H.L. Bezoen, Deventer
langen , langen , [werkwoord] , 1 reiken. Lang mie de haand; 2 geven. Lang Mulder ais n stoul, Jan! Zie aan-, oet-, òf-, over- en toulangen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
langen , langn , zwak werkwoord , aangeven
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
langen , lange , werkwoord , Lengen, langer worden. Vgl. fri lange. | De dage beginne alweer pittig te langen.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
langen , lange , langde, haet gelank , geven.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
langen , lange , ágaeve.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
langen , langen , zwak werkwoord, onovergankelijk , 1. reiken Hij langde mij de hand en toen was het weer goed (Klv) 2. verlangen (Zuidoost-Drents zandgebied) Daor heb ik al zo lange naor langd wat bin ik bliede! (Pdh) 3. toereikend zijn (sm:Exl) (-) die mij een toertien leen anscheut met de vraog dat hum de centen niet mèer langden en hoe of e bezunigen kun
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
langen , langn , geven, aanreiken. Lank mien de poke is an.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
langen , lange , werkwoord , lang, langde, gelange , [Nbl] aangeven Kneeles lang mijn de zeekel is effe Kees geef mij de sikkel eens aan Zie ook anhoeke
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
langen , lange , werkwoord , langde, gelank , geven , (mnl. langen: o.a aanreiken) (vero.)
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
langen , langen , aangeven, aanreiken.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
langen , lange , werkwoord , aanreiken (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
langen , lange , werkwoord , langtj, langdje, gelangdj , geven, aanreiken (Duits: langen)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
langen , lange , lânge , werkwoord , (eerste vorm) schenken, (tweede vorm) aangeven, aanreiken
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal