elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kwispedoor

kwispedoor , kwispeldoor , [zelfstandig naamwoord] , [kwispedoor]
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
kwispedoor , kwispedoor , kwispeldoor , zelfstandig naamwoord , De/het kwispedoor. Vgl. portugees cuspidor, Latijn consputorium.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
kwispedoor , kwispeldoor , kwispedoor , 0 , kwispeldoren , (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook kwispedoor (Zuidwest-Drenthe, noord, Kop van Drenthe) = kwispedoor De kwispeldoor stiet op de beddeplank, het speibakkien stiet in de hoek van de heerd (Oos), ...onder de taofel (Row), zie ook kwispel, kwit
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kwispedoor , kwispeldoor , kwispedoor
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
kwispedoor , kwispeldore , kwispeldoor , zelfstandig naamwoord , de; kwispedoor
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kwispedoor , kwispeldoor , kwispedoor, spuugbakje voor gebruikers van pruimtabak.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal