Woord: kussensloop
kussensloop , kuzzensloop , kuzzensleup , [zelfstandig naamwoord]
, kussensloop, en zo kuzzentaik en andere samenstellingen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
kussensloop , kussensloop , kussenbuur, kussentocht, kussentiek , 0
, Ook kussenbuur (Zuidwest-Drenthe, zuid, Noord-Drenthe), kussentocht (Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents zandgebied), kussentiek (Kop van Drenthe) = kussensloop Wij moet neie kussentochten hebben maar Aukie hef gistern nog kussenslopen wasket (Sle), zie ook beddetocht Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kussensloop , kusstrùpke
, kussensloop. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
kussensloop , kussensloop
, kussensloop. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: kussenstòcht (niet Kampen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
kussensloop , kusslôôp , zelfstandig naamwoord
, kusslôôpe , kusslôôpie , kussensloop, overtrek Hij gong meddun kusslôôp om brôôd, zô’n hok vol jonges hattie Hij ging met een kussensloop om brood, zo’n huis vol kinderen had hij Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
kussensloop , kussestruuwep
, kussensloop Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
kussensloop , kussenslopen
, grote sneeuwvlokken. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |