elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kulken

kulken , kölleke , kùlleke , (klankschilderend woord) kokhalzen; braakneigingen hebben.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
kulken , kullen , kulken , zwak werkwoord, onovergankelijk , (Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook kulken = kokhalzen Ie mut de kiender niet zo veule indoen, want ze mut het ook op kunnen, aans begunt ze te kulken, ...kullen (Mep)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kulken , kölken , boeren laten. Ook: bölken
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
kulken , köllekse , braken
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
kulken , kölken , boeren, oprispen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
kulken , kulken , 1. boeren, oprispen; 2.rommelen van de maag; 3. overgeven.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
kulken , kölleke , werkwoord , kokhalzen (Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal