elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kruiderij

kruiderij , [specerijen] , krü̂derije , krü̂d , vrouwelijk , kruid, kruiderij.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
kruiderij , kruderei , (kruiderij) = specerij, als: kruidnagelen, foelie, notemuskaat, peper, enz. Oostfriesch krüderee = allerhande kruiden en planten, Nedersaksisch krüderije. (v. Dale: kruiderij = kruidenierswaren.)
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
kruiderij , kruderij , [zelfstandig naamwoord] , kruiderij.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
kruiderij , kruderij , 0 , kruderijen , kruiderij Wij wilt daor een krudenhoekien maken veur wat kruderije (Hol)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kruiderij , kruuderieje , kruiderij.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
kruiderij , kruderi’je , zelfstandig naamwoord , de; kruiderij
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kruiderij , krûijeryje , zelfstandig naamwoord , specerijen
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
kruiderij , kruderi’je , zelfstandig naamwoord , kruiderij, specerijen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
kruiderij , krujerie , krujerieje , 1. tuinkruiden; 2. soepgroenten; krujerig, 1. gekruid; 2. in de war (Oldebroek, Wezep).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal