Woord: krasgat
krasgat , [zakgat in een vrouwenrok] , krasgat
, spleet in een vrouwenrok op zijde. Eig. splitgat. Holst. kröse, bodemkerf in een vat. Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange. |
krasgat , [zakgat in een rok] , krasgat , onzijdig
, spleet in een vrouwenrok; verg. schü̂rsgat. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
krasgat , krasgat , onzijdig
, Split in een japon. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
krasgat , [split] , krasgat , onzijdig
, Split in een japon. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
krasgat , krasgat
, spleet in de rok waardoor de rokzak bereikbaar is. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
krasgat , krasgat
, spleet in de rokken, waaronder de rokzak (noazak) hangt. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
krasgat , krasgat
, spleet in de rok waar doorheen men bij de onder de rok hangende zak kon komen; deze zak deed in het verleden dezelfde dienst als tegenwoordig de handtas. Ook: kraszak (Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
krasgat , krasgat
, spleet in de vrouwenrok waarachter de rokzak hangt. ’t Krasgat was dichte enèèjd en toe kon ik niet bie de naodsak. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
krasgat , krasgat
, opening in de rok waardoor de *naodzak, *zie(d)zak of *hangde zak bereikt kon worden. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |