elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kraplap

kraplap , [kledingstuk] , kroplap , mannelijk , kroplappen , een vrouwen onderkleed zonder mouwen, dat slechts den boezem en rug bedekt.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
kraplap , kroplap , zie: onderste.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
kraplap , kroplap , zelfstandig naamwoord, mannelijk , Zeker vrouwenkledingstuk. Een fijne linnen of katoenen lap, die boezem en rug bedekt en tot onderkleed dient; Fra. chemisette. – Evenzo elders in N.-Holl. (BOUMAN 61). Bij de vroegere dracht werd de kroplap zichtbaar gedragen en in de vissersplaatsen, waar de kletten in zwang zijn, is dit nog het geval. Vgl. over de kroplap in de 18de eeuw: BERKHEY, Nat. Hist. 3, 615. – Ook een stuk land te Wormerveer heet naar zijn vorm de Kroplap.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
kraplap , kraplappĕ , kleedingstuk, V, 4.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
kraplap , kraplappe , broek met een klap eraan (i.p.v. rits).
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
kraplap , kröplappe , kraplappe , 0 , (Zuidwest-Drenthe, N:Rod). Ook kraplappe (Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe) = soort bef die met drukknoopjes aan de voor- en bovenkant van een jurk werd vastgemaakt, ook wel bij mannenkleding (db), De kraplappe werd strak aover de borsten dragen (Mep), Vroeger dreugen de vrouwlu wel ’n kröplappe (Die), Een kröplappe was een soort beffie veur mannen (Dwi), Kroplap of onderste (dva), zie bij underst
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kraplap , kraplappe , 1. omslagdoek; 2. Gunninks woordenlijst van 1908: vrouwenborstrok zonder mouwen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
kraplap , kraplappe , zelfstandig naamwoord , kraplap, deel van vrouwenklederdracht.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
kraplap , kroplap , kraplappe, kraplap , halsdoek die onder het jak wordt gedragen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal