Woord: kopjeduikelen
kopjeduikelen , kòppeltjeboideln , kòppeltjeboien , [werkwoord]
, ook: koppeltjebuiteln (Westerkwartier); kòppienbaaiteln; kòppeldienbaaiteln = kopjebuitelen, als jongensspel. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
kopjeduikelen , köppetien dukelen , kòppeltien dukelen
, kopje duikelen. Ook: kòppeltien dukelen (Kampen), köppien toeselen (Kampereiland, Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
kopjeduikelen , koppeltiendukelen , koppeltienduiken , werkwoord
, kopjebuitelen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
kopjeduikelen , kopkukelen
, kopjeduikelen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
kopjeduikelen , koppeltie duikele
, koppetje rollen (bijvoorbeeld op de lange mat) Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht. |