elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kopeinde

kopeinde , kopèende , 0 , voorzijde, hoofdeind Je moeten de kopèenden van die plaanke even goed in de varve zetten (Klv), Het kopèende in de bedstee (Bov), ...van het laand (Hijk)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kopeinde , kopaende , zelfstandig naamwoord , et 1. overstekend deel van de zware balk die bintstijlen verbindt 2. zeer korte haege die vastzat aan een utterdiek en in de daarachter gelegen petgaten stak 3. topeinde van een boom 4. id. van een garve 5. elk der einden van een greppel in het land 6. zie heufdaende
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kopeinde , kopèènd , hoofdeinde
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
kopeinde , kopeind , kopeinde, kopende, kopend , 1. hoofdeinde in een bed(stede); 2. *kopakker.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal