Woord: klokje
klokje , klokje , doffe o , [zelfstandig naamwoord]
, een glaasje sterke drank. Klokjes drinken, aan den drank gehecht zijn. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
klokje , klö̀ksken , onzijdig
, campanula. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
klokje , klōktje , klōkje
, borreltje; ’n goud klōktje drinken = een stevigen borrel drinken; ’n smal klōktje = een klein glas jenever of brandewijn. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
klokje , klokje , zelfstandig naamwoord onzijdig
, slokje. Hai lust wel n klokje. Deuntje (Hogeland): Ik bin zo kòld, ik beef hoast En dat komt van e vòrst; Geef mie n klokje jannever, Dat sloag ik ien mien bòrst. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
klokje , klòkje , zelfstandig naamwoord onzijdig
, 1 klokje; 2 klòkjebloum, a. de akelei, b. de campanula. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
klokje , klokje
, borreltje Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
klokje , klokkien , zelfstandig naamwoord
, et 1. kleine klok 2. horloge 3. klokvormige roetvanger, hetz. als schellegien 4. in ’t blauwe klokkien klokjesgentiaan, grasklokje Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
klokje , klökkien , zelfstandig naamwoord
, akelei. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
klokje , klokje , klöksien
, akelei (aquilegia vulgaris). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
klokje , [horloge] , klokkie , klökkien
, horloge. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
klokje , klökskes
, (verkleinwoord, meervoud) grasklokje Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |