elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: klapekster

klapekster , klapekster , vrouwelijk , roddelaarster.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
klapekster , klapakster , 0 , (Zuidwest-Drenthe, Noord-Drenthe) = klapekster, Lanius excubitor Een klapekster is zwartwit en veul kleiner as een akster (Dwi)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
klapekster , klapekster , zelfstandig naamwoord , de; 1. klapekster 2. iemand die voortdurend praat en/of roddelt
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
klapekster , un klëpekster , een roddelaarster
Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect.
klapekster , klapekster , vlaamse gaai (Wapenveld).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal