Woord: klabasteren
klabasteren , klabasteren , zwak werkwoord
, klauteren, huppelen. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
klabasteren , klabaetern
, meelopen. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
klabasteren , klabasteren
, 1. klimmen, klauteren; 2. met moeite lopen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |