Woord: kidde
kidde , kidde , vrouwelijk
, drie regels hooi te zamen geharkt eer het geöpperd is. Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange. |
kidde , kidde , vrouwelijk
, kidden , rij; ’t grö̀s an kidden harken, ’t gras aan rijen harken; zie geie, ril en zwadde. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
kidde , kidde
, regel samengeharkt hooi of gras. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |