Woord: kever
kever , kéver , vrouwelijk
, kever. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
kever , kaver , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, Zeker soort van kever. Het woord is thans onbekend, maar leeft nog voort in de naam van de oliemolen de Kaver te O.-Zaandam. || Kaver of Mayworm zijn vliegende Torretjes, van gedaante als een Spaanse vlieg; in ’t Latijn heten ze Cantarolie, Advers. Oostwoud, f° 1436a. – Kaver is een bijvorm van kever, beantwoordende aan Ags. ceafor, Eng. chafer. Het woord kever is in N.-Holland ongebruikelijk; men spreekt van torren en tortjes. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
kever , kever , 0
, kevers , 1. kever Der zit kevers op de èerappels coloradokevers (Uff), zie ook tor, tiek, coloradokever 2. onbeschofte, ruige, vervelende vent Wat een lillijke kever (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kever , kever , zelfstandig naamwoord
, de; 1. bep. insect: kever 2. ouder, indertijd zeer bekend en gangbaar type auto van het merk Volkswagen 3. onbeschofte vent, onuitstaanbare, erg vervelende kerel, ook wel gezegd van een lastig dier, bijv. van een koe 4. domkop, sufferd, wazig iemand Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
kever , keever , zelfstandig naamwoord
, keevers , keevertie , kevel, tandenloze kaak Azzie gêên tande meer heb dan eetjie maor mejje keevers Als je geen tanden meer hebt eet je maar met je tandenloze kaken Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
kever , këver , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, këvers , këverke , kever , këver Zw: Telle wie 'nne këver: gierig zijn Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
kever , [vlinderstrik] , kever
, vlinderstrik. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
kever , kaever , mannelijk
, kaevers , kaeverke , kever , Zoea ieferig wie eine kaever. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
kever , kaever , zelfstandig naamwoord
, kaevers , kaeverke , kever Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
kever , kaever
, kaevers , kaeverke , kever Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |