elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kerkbuil

kerkbuil , kerkbuul , karkenbuul , 0 , Ook karkenbuul (Zuidoost-Drents zandgebied) = collectezak in kerk Vrogger zat er mangs wal een bellegien an de karkbuul mar miestal toch een pluumpien (Pdh), Der zat vaeke een bool rooie loop in de kaarkebuul centen (Die)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kerkbuil , karkebuul , kaarkebuul, karkebule , zelfstandig naamwoord , de; kerkenzakje
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kerkbuil , [collectezak] , kärkebule , kärkbule , zelfstandig naamwoord , collectezak.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
kerkbuil , [collectezak] , kärkebuul , collectezak.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal