Woord: katoentje
katoentje , ketoentje , zelfstandig naamwoord onzijdig
, 1 katoentje; 2 lampekousje. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
katoentje , kẹbunjtje , kabunjtje, kerbunjtje , onzijdig
, dun touw. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
katoentje , kabunjtje , kebunjtje , onzijdig
, dun touw, zie: kebunjtje. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
katoentje , ketoentien , zelfstandig naamwoord
, et 1. katoentje in een petroleumstel, petroleumlamp e.d. 2. katoenen onderlijfje Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
katoentje , ketuuntien , zelfstandig naamwoord
, 1. katoenen pit voor petroleumlamp of gaslamp; 2. lap katoen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
katoentje , [katoenen pit van lamp] , ketoentje , ketoentjen
, katoenen pit van petroleumlamp of gaslamp. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
katoentje , ketoentje
, ketoentjes , (verkleinwoord) kousje in olielamp Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |